Het verhaal

Uit archeologisch onderzoekt blijkt dat de eerste bouwactiviteiten moeten hebben plaatsgevonden in de 13de eeuw. Tijdens het leven van Frank van Borssele beleefde het kasteel zijn hoogtepunt. Later kwam het kasteel in de bezitting van de Oranjes. Na Frederik Hendrik begon het verval van het kasteel duidelijk zichtbaar te worden. Uiteindelijk werd het laatste gedeelte van het kasteel gesloopt in 1818.
De oudste afbeeldingen van kastelen vinden we doorgaans op kaarten. Dat geldt ook voor het kasteel van Sint-Maartensdijk, op een plattegrond uit 1621 van het stadje en met het nabijgelegen kasteel.
Binnen een rechthoekige omgrachting bevonden zich, op twee gescheiden kasteeleilanden, de nederhof of voorburcht en een kleinere opperhof of hoofdburcht.
De entree tot het kasteel werd gevormd door de brug van de nederhof en de daarop aansluitende poorttoren. De nederhof was bebouwd, de kant van de opperhof en de moestuin was afgesloten met een lage muur.
Langs de waterkanten zijn aan de drie zijden diverse soorten bebouwing te zien. Een grote vierkante toren met twee rijen vensters boven elkaar. Wat lage gebouwtjes, een gebouw met een rood pannendak en trapgevels.
Deze ruimten werden waarschijnlijk gebruikt als werkruimten, het kasteel is gebruikt als boerderij om de vele hoven van Frank van Borssele van voedsel te voorzien. Hij fokte er paarden, hield jachthonden en vee.
Uit rekeningen die bewaard zijn gebleven blijkt dat er een graanschuur, een bakhuis, slachthuis, turfhuis en een brouwhuis waren.
Ook dat er een haringhuis, een varkenskot, duifhuis, valkhuis, “zwanescoeye”, bierkelder en een grote paardenstal was.
Op de open vlakte voor de gebouwen stond een lindeboom.
De kleinere opperhof lijkt rechtstreeks uit het water op te rijzen. De bebouwing is compacter. Opvallend is de grote vierkante toren en daarachter een laag gebouw.
Haaks daarop een gebouw met trapgevel. Een groengebied met een muur met kantelen.
De functies van de diverse ruimten werden in Frank’s tijd omschreven als een zaal met tegels, mijns heren kamer, mijn heren van Bergen kamer, bottelierskamer, peynterye (broodkamer), een raadkamer, een hofmeesterskamer, een ‘heyl moeder’ kamer waarschijnlijk de kamer van de toezichthoudster op bedden, slopen en lakens enz. Ook was er nog de ‘aersten wendelsteen’, de traptoren die de verdiepingen verbond.
Op het terrein achter het kasteel was ten tijde van Frank een grote stoeterij met een grote stal en een woning van de “ maarschalk” de oppasser van de paarden. Ook een grote drinkplaats voor de paarden met aflopend plaveisel.
Een rond gebouw verderop is waarschijnlijk een brouwput geweest. Vermoedelijk woonden er 25 personen met hun gezin op het kasteel. Daarnaast bracht Frank zijn eigen hofhouding mee als hij op het kasteel verbleef.
















De eerste heren van Sint-Maartensdijk
De oudste benaming van het land aan de overzijde van de Borden zal Overbordene zijn geweest dat tegelijk met Westkerke in 1277 wordt genoemd. In 1311 verkocht graaf Willem III van Holland en Zeeland onder meer het ambacht in het Oudeland van Sint-Maartensdijk aan Gheront van Overbordene en zijn neef Pieter Janszn. Dit land had toebehoord aan zijn vader Jan Danckertszn van Overbordene.
Dit geslacht kan het kasteel hebben gesticht. Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat het uit de 13de eeuw dateert. Buiten de kasteelmuren zal aan de dijk van de Pluimpot, die het huidige eiland Tholen tot 1556 in tweeën deelde, de plaats Haestinge zijn ontstaan. Deze plaats wordt in een oorkonde van 1357 voor het eerst genoemd toen hertog Willem van Beieren, graaf van Holland en Zeeland zijn ‘lieden van het dorp Haestinge in Sinte Martijnsdike’ vrijdom van tol gaf. In een oorkonde van 1434 is voor de laatste maal sprake van Haestinge. Nadien is er steeds sprake van Sint-Maartensdijk, een naam die is afgeleid van de patroonheilige van de plaatselijke kerk de heilige Martinus.
Na een tijd dat de edelen in deze contreien de dienst uitmaakten, lukte het Willem III, graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland, zijn gezag hier te vestigen en volgde een tijd van vrede. Van zijn zoon Willen IV, die in 1337 zijn vader opvolgde, wordt gezegd dat hij altijd snel bereid was de wapens op te nemen. Hij tolereerde dit echter niet van anderen. Zo heeft hij in 1342 een aantal Zeeuwse heren streng gestraft die naar het schijnt met elkaar slaags zijn geweest bij Yerseke, Sint-Maartensdijk en Scherpenisse.
In die strijd stonden Pieter Gherontsone van Overbordene en zijn kinderen, samen met Pieter de Rode, Boudewijn van Baarsdorp, Hendrik Buffel en anderen tegenover onder meer leden uit de geslachten Van Borssele, Van Renesse, Van de Maalstede en Van Schenge. Bij de strijd ‘binnen de vrede’ is Raas van Steeland, een bloedverwant van de Van Borssele’s gedood en is de dijk van de polder van diens oom Nicolaas van Steeland – deze Claes van Steelandpolder ligt aan de zuidzijde van Poortvliet – doorgestoken. Bovendien werd Hendrik van Kreke in het kasteel te Sint-Maartensdijk opgesloten en een rode hengst, een zogenaamde vos, van Nicolaas van Steeland ontvreemd. Wel is waar werd het paard spoedig teruggegeven doch de Van Borssele’s zonnen op wraak en overvielen heer Pieter Gerolfssone met zijn zoons die op weg waren naar Westkerke bij Scherpenisse. De ambachtsheer werd spoedig in vrijheid gesteld doch drie jonge mannen, waaronder zijn zoon Gerolf werden geboeid doodgeslagen. Daarna belegerden de Van Borssele’s het slot in Sint-Maartensdijk.
Beide partijen kregen van de graaf zware geldstraffen doch moesten zich ook met elkaar verzoenen. Diegene die de vrede zou verbreken, zou lijf en goed verbeuren. Doedijn van Borssele en anderen werden verbannen. De Knevelkeet, ‘s-Heer Pieters Gevangenis en de Vossenhove zijn namen van gebouwen in de omgeving van de kerk van Scherpenisse die nog aan deze gebeurtenissen herinneren.

De hoge heerlijkheid van Sint-Maartensdijk
In 1354 kocht ridder Floris l Claessoon van Borssele het ambacht in het land van Sint-Maartensdijk van Graaf Willem V en verkreeg hierbij de lage rechtspraak en regeermacht op het eiland Sint-Maartensdijk.
Na 14 oktober 1357 wordt hij Heer van Sint-Maartensdijk genoemd.
Hij was baljuw van Zeeland Beoosten Schelde.
Dit hield in dat hij verantwoordelijk was voor het dagelijks bestuur, de rechtspraak in civiele zaken en de grafelijke belastingen mocht innen.
Waarschijnlijk heeft Floris l zich kort na 1359 op het kasteel gevestigd.
Na de dood van Floris l in 1368, die geen wettig nageslacht had,
viel het bezit van de lage heerlijkheid terug aan de Graaf.
Dit was op basis van het Zeeuws erfrecht.
De graaf van Holland en Zeeland verkocht het vervolgens, op 19 november 1369, aan Frank l de jongere broer van Floris l.
Deze Frank van Borssele bouwde het bezit van zijn broer verder uit.
Een belangrijke regeling trof Frank l met Graaf Albrecht van Holland die hem het kasteel in leen gaf, het daaraan grenzende dorp en de erven binnen de singel tot de Borden (de Pluimpot).
Dit deed hij om het bezit als een hoge heerlijkheid terug te krijgen met onversterfelijk leen daaraan verbonden.
Deze titel van hoge heerlijkheid zorgde er voor dat Frank l een schepengerecht kon aan stellen, zware strafrechtelijke zaken kon behandelen en misdadigers berechten.
Frank l beschikte over een gevangenis in het kasteel en een galg.
Het galgepad in de stad herinnerd hier aan. Ook kwam er een schandpaal, de rekening van de timmerman is bewaard gebleven.
In formele zin was Frank l van Borssele de eerste Heer van Sint-Maartensdijk en vanaf dat moment kon de heerlijkheid over gaan op de oudste zoon en bij het ontbreken ervan op de dochters of andere verwanten.
Uiteraard zorgde deze titel voor meer aanzien als edelman.
Frank l van Borssele was in 1369 gehuwd met Alienora van Zuilen, een erfdochter. Zij kregen drie kinderen: Floris ll , Dirk en Machteld.
In 1386 stierf Frank l en Floris ll kreeg de titel Heer van Sint-Maartensdijk.
Voor hem was het kasteel en heerlijkheid in Sint-Maartensdijk zijn stamgoed.
Zijn broer Dirk stierf in 1408 en Floris ll erfde de heerlijkheid Zuilen en Westbroek van moederszijde. Ook breidde hij zijn goederen complex uit in en buiten Zeeland via erfenissen , aankopen, bedijkingen, ook het ambacht te Scherpenisse kwam in zijn bezit.
Het ambacht Scherpenisse schonk hij aan zijn echtgenote Oede van Boutersem, een dochter van de Heer van Bergen op Zoom.
Floris ll en Oede kregen twee kinderen: Frank ll en Alienora.
De betrokkenheid en indentificatie met de familie van Borssele met het land van Sint-Maartensdijk blijken uit het feit dat Floris en zijn echtgenote Oede in de kerk te Sint-Maartensdijk werden begraven en hun, helaas, beschadigde graftombe nog is te bezichtigen.
De begraafplaats van de edelen was nauw verbonden aan de ligging van het stamgoed.
Tijdlijn

Het oudste gedeelte van het kasteel vindt zijn oorsprong in de 14e eeuw.
Het uitgebreide complex werd in vier fasen opgebouwd:
Fase 1: De hoofdburcht werd in de noordoosthoek op zware funderingen gebouwd.
Fase 2: De hoofdburcht werd verbouwd tot een onregelmatig gevormd, vierhoekig kasteel met 4 of 5 grote halfronde torens.
Fase 3: Het kasteelterrein werd verbouwd met de nadruk op wooncomfort.
Fase 4: De kapel werd toegevoegd
Naast het oudste gedeelte, het opperhof, met daarop een stenen donjon, verrees een nederhof. Met name Prins Frederik Hendrik besteedde veel geld aan het herstel en verdere uitbouw van het kasteel. In 1632 liet hij op het nederhof een kapel bouwen. In de decennia daarna werd er niet veel geld meer uitgegeven aan het onderhoud, waardoor het kasteel geleidelijk in verval raakte.

In 1812 kocht de toenmalige rentmeester van de Domeinen het kasteel om het zes jaar later voor afbraak te verkopen. Tot 1970 heeft op het oude kasteelterrein nog het laatste restant van het kasteel gestaan, de tuinmanswoning met daarin de gevangenis en gijzelkamer.

Archeologisch onderzoek:
In 1965-1968 werd een uitgebreide opgraving gedaan.
Deze vondsten zijn in 2004-2005 onderzocht.

Haestinge
Het huidige Sint-Maartensdijk op het eiland Tholen (Zeeland) bestond halverwege de veertiende eeuw uit een eilandje met een aantal polders, gorzen* en het gehucht Haestinge. Zoals op de kaart van Jacob Deventer is te zien, was het eilandje gunstig gelegen aan de doorvaartroutes tussen Holland, Brabant en Zeeland.
Floris van Borsele (1368 †) kocht in 1354 het ambacht Sint-Maartensdijk** van graaf Willem V (1351-1358). Met deze aankoop werd het fundament voor Sint-Maartensdijk als stamgoed van de machtige Zeeuwse adellijke familie Van Borsele gelegd.
* Ook wel kwelder of schor genoemd: begroeid landaanwas dat buiten de dijken is gelokaliseerd en niet zonder meer onderloopt bij hoogwater.
** Onder ambacht, ook wel lage heerlijkheid genoemd, moet worden verstaan het district van de heer in leen van de graaf van Zeeland.

Zeeland in 1580
Kaart van Zeeland, gemaakt door Jacob Deventer in 1580. Op de kaart is te zien dat Sint-Maartensdijk en Sint-Annaland samen deel uitmaken van een eilandje.
Opvallend is dat op deze kaart van 1580 Mockerfort (linksboven op het eilandje van Sint-Maartensdijk) eveneens op hetzelfde eilandje ligt als Sint-Maartensdijk.
Op de kaart van Zeeland gemaakt door Petrus Kaerius in 1617 is Mockerfort weergeven als een schiereilandje aan het eilandje van Sint-Maartensdijk.
Bron: oudelandkaarten.nl

Overzicht
Overzicht van kastelen in de omgeving van Sint-Maartensdijk.
= Ruïne of grachtrestant
= Kasteelplaats, het (middeleeuwse) kasteel is grotendeels verdwenen
Bron: kasteleninnederland.nl